7 misvattingen over herindelen

Begin juni 2013 stuurde minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het nieuwe ‘Beleidskader gemeentelijke herindeling’ naar de Tweede Kamer. Na de introductie van het streefgetal 100.000+ in het regeerakkoord, de decentralisatiebrief en de visienota bestuurlijke inrichting is dit de vierde impuls binnen een jaar voor de discussie over nut en noodzaak van gemeentelijke schaalvergroting. Het bestuurlijke en journalistieke debat kenmerkt zich door uiteenlopende opvattingen en spraakverwarring over bepaalde thema’s. Daarom: zeven misvattingen over gemeentelijke herindeling.

1. Gemeenten kunnen volledig zelf bepalen wel of niet te fuseren

Minister Plasterk en premier Rutte willen gemeentefusies niet afdwingen te fuseren, maar het initiatief bij gemeenten laten. De Wet Arhi (Algemene regels herindeling) biedt echter wel ruimte aan Rijk en provincies om een gemeentelijke herindeling te initiëren. Recent voorbeeld is de onvrijwillige fusie van Goeree-Overflakkee, geïnitieerd door Zuid-Holland, waar niet alle gemeenten het mee eens waren. In het nieuwe beleidskader krijgt de provincie een grotere rol als het gaat om het bewaken van de kwaliteit van het lokale bestuur en het inzetten van een provinciale herindelingsprocedure.

Het merendeel van de gemeentefusies sinds 2000 is vrijwillig tot stand gekomen. Vrijwillige herindelingsvoorstellen worden echter wel getoetst door de provincie en het uiteindelijke wetsvoorstel wordt door het ministerie van BZK voorbereid en door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen (of niet). Herindelingen die vrijwillig vanuit gemeenten tot stand komen hebben een grote kans van slagen, maar het definitieve besluit is niet aan de gemeenten zelf.

2. Gemeenten kunnen niks als de provincie fusie afdwingt

Een grotere rol voor de provincie maakt nog niet dat een provinciaal initiatief tot herindeling een uitgemaakte zaak is. Gemeenten die niet willen fuseren hebben enkele mogelijkheden om zich te verzetten. Bij dreiging van een onwenselijk provinciaal voorstel kunnen gemeenten andere allianties smeden en daarmee een alternatieve, minder onwenselijke, fusie of samenwerking initiëren. Ook kunnen gemeenten in zienswijze ageren tegen de provinciale procedure of argumentatie waardoor de minister van BZK bij de toetsing aan het beleidskader het voorstel kan afwijzen en terugsturen. Tot slot kunnen college- en raadsleden hun politieke lijnen met Kamerleden aanhalen en zo via lobby een voorstel in de Tweede of Eerste Kamer doen stranden.

Recente voorbeelden van succesvolle weerstand zijn de BEL-gemeenten (Blaricum, Eemnes en Laren), die ambtelijk de krachten bundelden en zo een alternatief voor herindeling hadden de Krimpenerwaard (Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist), waarbij de minister van BZK het provinciale herindelingsvoorstel terugstuurde en de Gooi- en Vechtstreek (Bussum, Muiden, Naarden en Weesp), dat voorlopig is gestrand in de Tweede Kamer.

3. Het bijeenvegen van enkele gemeenten is zo gepiept

Bij het fuseren van gemeenten dient de Wet Arhi gevolgd te worden, met wettelijke termijn voor een zorgvuldig proces. Aan de fusiedatum gaat een traject van twee en een half jaar vooraf. Een herindelingsontwerp wordt opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraden (of provinciale staten, bij een provinciaal initiatief). Daarop volgt een inspraakperiode, waar omliggende gemeenten en de provincie hun zienswijzen kunnen indienen en het beleidskader een zorgvuldige betrokkenheid van burgers eist, wat uitmondt in een herindelingsadvies. Dan volgt nog het proces op rijksniveau, met toetsing door BZK, behandeling in ministerraad en Raad van State alvorens het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer gaat.

Naast de formele besluitvorming met wettelijke termijnen loopt er nog het traject van integratie van de gemeentelijke organisaties. Er kan een vooronderzoek worden uitgevoerd naar voor- en nadelen en financiële gevolgen van een fusie. De projectorganisatie voor het in goede banen leiden van de fusie moet worden ingericht. En beleid, regelgeving en werkprocessen van de fuseren de gemeenten moeten worden geharmoniseerd. Tot slot moeten nieuwe gemeenteraadsverkiezingen worden georganiseerd. Een fusie tussen een paar kleine gemeenten of tussen een grote stad en kleine buurgemeente is dus niet zomaar gerealiseerd.

Gemeentefusies leveren geld op

In de discussie over nut ten noodzaak van gemeentelijke herindeling komt onvermijdelijk het kostenaspect aan bod. Fuseren vraagt om een investering. Er moet een nieuwe organisatie gebouwd worden, met passende huisvesting en een goed werkende ICT-infrastructuur. Daarnaast is er de veronderstelling dat schaalvergroting en samenvoeging kostenvoordelen oplevert. Uit onderzoek van het COELO blijkt echter dat fusiegemeenten niet goedkoper zijn. Gemeenten fuseren namelijk niet primair om kosten te besparen, maar hebben als fusiedoelen vooral toekomstbestendig zijn, kwaliteit van dienstverlening op peil houden en kwetsbaarheid te verminderen. Wil een fusiegemeente kosten besparen, dan zal daar, net als elke andere gemeente, ook actief op gestuurd moeten worden. Een moeilijke opgave voor iedere overheidsorganisatie.

Fusie leidt tot verlies van identiteit door grote afstand burger-bestuur

Vaak wordt het verlies van identiteit van gemeenten en dorpskernen gebruikt als weerwoord tegen fusies. Het is de vraag of een dorp of kleine stad haar identiteit verliest als het geen eigen gemeentebestuur meer heeft en het nieuwe bestuur op grotere afstand staat.

Burgers trekken zich door toegenomen mobiliteit en digitalisering al lange tijd weinig meer aan van bestuurlijke grenzen. Werk, onderwijs en amusement vindt men doorgaans ver buiten de gemeentegrenzen. En ter illustratie: op de blauwe borden boven de A20 staan nog steeds Zevenhuizen en Moerkapelle vermeld en niet de naam van de heringedeelde gemeente Zuidplas.

Misschien kan zelfs wel gesteld worden dat in de kernen, door een bestuur meer op afstand, de verbanden tussen inwoners, ondernemers en verenigingen juist worden aangehaald, waardoor de identiteit sterker wordt. In de praktijk zie je grotere, met name plattelandsgemeenten hier veel aandacht aan besteden en blijken zij goed in staat te zijn een adequaat kernenbeleid te organiseren.

6. Gemeentefusies zijn hetzelfde als fusies in het bedrijfsleven

Dikwijls wordt er een parallel getrokken tussen gemeentefusies en fusies in het bedrijfsleven. Dit is deel van een bredere ontwikkeling van bedrijfseconomisch kijken naar de overheid, in de bestuurskunde ‘New public management’ genoemd. Er zijn parallellen te trekken als het gaat om het voorkomen van annexatie door een grotere partij of het versterken van de positie in een regio. Gemeenten hebben echter een fundamenteel andere grondslag, dienen andere belangen en opereren in een andere – politiek-bestuurlijke – context dan banken, autofabrikanten of supermarktketens. Bedrijfseconomische theorieën en modellen kunnen daardoor niet één op één worden toegepast op fusie van gemeenten.

Alleen fusie kan bestuurskracht van gemeenten versterken

Decennialang was herindeling de enige manier voor gemeenten onder druk om goed bestuur te voeren en taken uit te blijven voeren. De mogelijkheid van gemeenten om samen te werken is sinds de eeuwwisseling een volwaardig alternatief voor herindeling geworden. Samenwerkingsconstructies werden zo robuust dat ze de voordelen van fusie opleverden, maar gemeenten in staat stelden bestuurlijk autonoom te blijven. Inmiddels is krachtenbundeling door ‘shared service centers’, gezamenlijke uitvoeringsdiensten of ambtelijke samenvoeging niet meer weg te denken uit de gemeentelijke praktijk.